Dierziekten Rundvee

We spreken van abortus of verwerpen als de vrucht geboren wordt na een drachtlengte van 100 tot 260 dagen. Indien een vrucht geboren wordt vóór 100 dagen drachtlengte of een drachtig dier terugkomt in de tocht spreken we van vroege embryonale sterfte (VES). Er zijn verschillende oorzaken van abortus bij rundvee. Enkele (infectieuze) oorzaken zijn BVD, IBR, Salmonellose, Neospora en blauwtong. Maar het is ook mogelijk dat de oorzaak te vinden is in het rantsoen of (andere) stressfactoren op het bedrijf. Als op een bedrijf op jaarbasis meer dan drie tot vijf procent van de runderen verwerpt, spreken we van een abortusprobleembedrijf. De aanpak van abortus als bedrijfsprobleem begint met het opsporen van de (besmettelijke) oorzaak. Voor het stellen van de diagnose is meestal aanvullend onderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek kan bestaan uit bloedonderzoek, sectie geaborteerde vruchten en/of tankmelkonderzoek. Soms wordt het onderzoek uitgebreid met onderzoek van mest, voer, water of een natuurlijk dekkende stier. Neem voor advies contact op met uw geborgde rundveedierenarts.

Blauwtong is een virusziekte van vooral herkauwers veroorzaakt door een Orbivirus, die vooral door Culicoides (knutten) wordt overgebracht. Er zijn meerdere serotypen van het virus. De uitbraak in Nederland in 2006/2007 betrof serotype 8. De verschijnselen van blauwtong bij runderen vallen doorgaans mee. De meeste dieren worden niet (zichtbaar) ziek van de infectie. Als ze wel ziek worden beperken de verschijnselen zich tot koorts, ontstoken slijmvliezen van neus en bek en oppervlakkige wondjes aan de spenen. Meestal knappen de dieren vanzelf op. Echter, de grootste schadeposten zijn productiedaling en verwerpen van de vrucht. Na een blauwtong infectie wordt levenslange immuniteit opgebouwd (tegen het betreffende serotype). De laatste en enige blauwtong-uitbraak in Nederland dateert van 2006/2007. Veel waargenomen verschijnselen bij die uitbraak waren: beschadiging van de neusspiegel neusuitvloeiing ooguitvloeiing en zwelling van het oogslijmvlies productiedaling: tot 50 procent bij verse koeien, op koppelniveau is de daling 0 tot 4 liter per koe per dag korsten op de spenen dikke kroonranden (en daardoor kreupelheid) krap afkalven van een levend kalf (14 tot 21 dagen te vroeg) aan de nageboorte staan opbreken/verwerpen licht hoesten geboorte van kalveren met hersenafwijkingen blauwwitte waas op ogen van pasgeboren kalveren Sinds 2009 is in Nederland geen blauwtong meer vastgesteld en sinds februari 2012 heeft Nederland de blauwtongvrijstatus. Vaccineren tegen blauwtong is (weer) toegestaan vanaf augustus 2012. Blauwtong is een aangifteplichtige aandoening. Dat houdt in dat wanneer blauwtong wordt aangetoond op een bedrijf dat gemeld moet worden bij de nVWA. koeien

BVD is een virusinfectie die zich gemakkelijk in de koppel verspreidt en die alle leeftijden besmet. De infectie veroorzaakt vaak langdurig veel schade. Een infectie met BVD kan verschillende symptomen geven: luchtwegproblemen bij kalveren, diarree en/of vruchtbaarheidsproblemen bij het melkvee. Een infectie met het BVD virus remt de afweer, waardoor andere infecties (o.a. Salmonella, leverbot) ernstiger kunnen worden. Een infectie van runderen die 1-4 maanden drachtig zijn, kan bij het nog ongeboren kalf leiden tot dragers. Het virus wordt niet als “vreemd” herkent en het kalf heeft het virus altijd bij zich. In de afgelopen jaren zien wij dat het BVD virus plotseling een infectie geeft op vrije bedrijven of dat het virus blijft circuleren, waardoor er regelmatig een drager gevonden wordt. De aanpak van BVD vraagt maatwerk per bedrijf en is sterk afhankelijk van de uitgangssituatie. Diagnose: er zijn verschillende mogelijkheden om inzicht te krijgen in de BVD situatie op een bedrijf. Het startpunt is meestal een: Quick scan : een combinatie van tankmelk- en bloedonderzoek om te kijken of er een besmetting met BVD is geweest of er actief virus aanwezig is. Als er antistoffen in de tank gevonden worden kan d.m.v. jongveecheck (bloed 5 pinken tussen 8-12 maanden) gekeken worden of er nog actief virus op het bedrijf rond gaat. Worden er bij het jongvee antistoffen gevonden dan is het belangrijk om een eventuele drager op te sporen d.m.v. individueel bloedonderzoek of onderzoek van een stukje (oor)weefsel. Dragers kunnen nog geboren worden tot 13 maanden nadat er een drager is afgevoerd. Door middel van bloedonderzoek op antistoffen van 5 pinken in de leeftijd van 8-12 maanden kan gevolgd worden of een bedrijf vrij gebleven is. De ervaring van de afgelopen jaren in Nederland en Duitsland heeft laten zien dat het vrij worden van BVD is echter geen garantie is voor het vrij blijven. Een goede manier om de runderen te beschermen tegen BVD is vaccineren. Er is een goed en betrouwbaar vaccin dat een goede bescherming geeft.

Coccidiose is een darmaandoening bij jongvee veroorzaakt door de eencellige parasiet Eimeria bovis, Eimeria zuernii of Eimeria alabamensis. Kalveren worden besmet door de opname van eitjes (zogenaamde oöcysten) via de bek, waarna de parasiet zich vermenigvuldigt in de dikke darm. Hierdoor kan de darmwand beschadigd raken en wordt de darmfunctie verstoord. Na vermenigvuldiging in de darm (dit duurt normaal gesproken 2-3 weken) worden via de mest grote hoeveelheden nieuwe oöcysten in de omgeving verspreid, waarna ze door andere dieren kunnen worden opgenomen en de cyclus opnieuw wordt doorlopen. Verontreiniging van voer en water met geïnfecteerde mest is dus een belangrijke risicofactor voor de verspreiding van coccidiose onder het jongvee. Oöcysten zijn zeer resistent tegen schoonmaakmiddelen en droogte en kunnen jaren overleven in de omgeving. De klinische symptomen van een coccidiose besmetting lopen uiteen van geen verschijnselen tot ernstige diarree (soms met bloedbijmenging) waarop soms hevig wordt geperst, uitdroging, bloedarmoede en groeivertraging. Coccidiose is dus een serieuze aandoening die veel geld kan kosten. Pas vanaf 2 weken na opname van de oöcysten treden de eerste verschijnselen op. De meeste schade aan de darm is dus reeds geschied op het moment dat de infectie verschijnselen gaat vertonen. De ernst van de verschijnselen hangt af van de hoeveelheid opgenomen oöcysten en de algemene weerstand van het kalf. Stress kan de weerstand aanzienlijk verminderen en vormt een belangrijke risicofactor voor coccidiose. De diagnose kan gesteld worden op basis van bedrijfshistorie en mestonderzoek van kalveren. Behandeling van zieke kalveren is mogelijk, maar de focus dient te liggen op het voorkomen van (ernstige) coccidiose besmettingen. Vraag uw geborgde rundveedierenarts om een goed behandel- en preventieadvies.

Cryptosporidiose is een darmaandoening die wordt veroorzaakt door de parasiet Cryptosporidium parvum en de belangrijkste symptomen zijn waterige diarree, verminderde eetlust, sloomheid en uitdroging. Co-infectie met E.coli en/of rota/coronavirus is mogelijk en verergert de symptomen. Cryptosporidiose treedt meestal op vanaf 5 dagen leeftijd, maar kan ook eerder diarree geven. De geïnfecteerde kalveren zijn tot 14 dagen na infectie besmettelijk voor hokgenoten en de eitjes (oöcysten) kunnen lange tijd (tot wel 18 maanden) overleven in (vuile) hokken. De overdracht van cryptosporidium kan van kalf op kalf, maar ook via mensen en materialen. Cryptosporidium is goed te behandelen mits de behandeling tijdig gestart wordt. Omdat de aandoening erg besmettelijk is en oöcysten lang kunnen overleven buiten het kalf is een goede hygiëne en preventieve aanpak noodzakelijk. Vraag uw geborgde rundveedierenarts om een goed behandel- en preventieadvies.

Escherichia coli is een bacterie die overal in de omgeving voorkomt, maar met name in mest. Het is een normale darmbacterie van het rund. Typisch voor E.coli-diarree is dat het optreedt in de eerste levensweek van het kalf en kan vanaf dag 1 problemen geven. Besmetting van kalveren treedt op door orale opname van bacteriën. Vanaf 3 dagen leeftijd is de kans groot dat E. coli-diarree wordt verergerd door een co-infectie met virusdiarree (rota-/coronavirus), maar co-infectie met cryptosporidium is ook mogelijk. De verschijnselen zijn waterige diarree, lusteloosheid, koorts gevolgd door ondertemperatuur, verminderde eetlust en uitdroging. Aangetaste kalveren dienen behandeld te worden met antibiotica, ontstekingsremmers en vochttoediening in de vorm van infusen en elektrolytendrank in plaats van melk. De belangrijkste reden voor sterfte als gevolg van E. coli-diarree is uitdroging. Ondanks gerichte behandeling is de sterfte vaak hoog. Daarom is een gerichte preventieve aanpak vaak succesvoller. Hierbij staat een goede hygiëne en biestvoorziening bovenaan (zie protocol huisvesting en biestvoorziening). Een andere goede preventieve maatregel is het vaccineren van droogstaande koeien. Door deze enting krijgen de koeien verhoogde afweerstoffen tegen E. coli en rota-coronavirus, die in de biest terecht komen en op die manier het pasgeboren kalf beschermen. Vraag uw geborgde rundveedierenarts om een goed behandel- en preventieadvies.

Infectieuze Bovine Rhinotracheïtis (IBR) wordt veroorzaakt door het Bovine herpesvirus type 1 (BHV-1). De belangrijkste overdrachtsroute van het virus gaat via de uitvloeiing uit de neus en ogen. Deze besmette uitvloeiing kan direct van dier op dier overgebracht worden, maar ook via bijvoorbeeld kleding, schoenen en andere materialen. Daarnaast kan het virus ook overgebracht worden via sperma en (opgehoeste) luchtdruppels. Ziekteverschijnselen treden 2 tot 7 dagen na infectie op en geïnfecteerde dieren kunnen tot 14 dagen besmettelijk zijn. De circulatie van het virus door een koppel van 8 tot 10 weken duren. Als een rund een IBR infectie heeft doorgemaakt blijft ze het virus levenslang bij zich dragen (latente dragers). Als deze dieren een weerstandsverlaging hebben kan het virus de kop weer opsteken en kunnen de dieren weer besmettelijk worden. Verschijnselen van een IBR infectie zijn neus- en ooguitvloeiing, hoge koorts (tot 41 graden), lusteloosheid, verminderde eetlust, verhoogde ademhaling, abortus en productiedaling. Bij sluimerende IBR infecties treden ook vruchtbaarheidsproblemen op. De grootste schadeposten zijn de productiedaling en vruchtbaarheidsproblemen die lange tijd aan kunnen houden. Bij acute uitbraken is het advies om zo snel mogelijk de dieren te laten vaccineren, maar ook bij een sluimerende infectie is een goede vaccinatiestrategie de oplossing.

Klauwaandoeningen komen op melkveebedrijven veelvuldig voor. Een optimale klauwgezondheid is van groot belang voor het presteren van een melkkoe. De oorzaken van klauwaandoeningen kunnen we onderverdelen in twee groepen: infectieus en niet-infectieus. De infectieuze oorzaken zijn dermatitis digitalis (ziekte van Mortellaro), dermatitis interdigitalis ( stinkpoot), Tyloom en een interdigitaal flegmoon (tussenklauw panaritium). De niet-infectieuze oorzaken zijn zoolbloedingen, witte lijndefecten, zoolzweren, dubbele zool, teenpunt necrose en chronische klauwbevangenheid. Ook op dit gebied is voorkomen beter dan genezen. Voor een goede klauwgezondheid is een aantal aandachtspunten van belang: de kwaliteit van de klauwen, de belasting van de klauwen, de aantasting uit de omgeving en het tijdig bekappen van kreupele koeien. De kwaliteit van de klauwen en de hoorn wordt mede bepaald door het rantsoen, de verzorging van de klauwen m.b.v. onder andere voetbaden en fokbeleid. De belasting van de klauwen moet worden beperkt. De koe moet daarom de kans krijgen om voldoende te liggen. Daarnaast moet de ondergrond schoon, effen en voldoende ruw zijn. Zeker ook de looppaden naar de wei kunnen een groot risico vormen voor o.a. belastingsproblemen. De omgeving moet verder zuiver zijn om de infectiedruk te minimaliseren. Een vierde belangrijk aandachtspunt is het tijdig behandelen van kreupele koeien. Door structureel de koeien te bekijken in een weekplanning kunnen de aangetaste dieren tijdig worden gesignaleerd en behandeld. De zieke dieren herstellen sneller en eventuele infectieuze oorzaken kunnen minder snel verspreiden door de koppel. Klauwgezondheid speelt een rol op elk melkveebedrijf. Neem contact op met één van onze dierenartsen om de risicofactoren inzichtelijk te maken. Een gezonde koe zorgt voor een gezonder bedrijf!

Om het juiste ontwormingsschema op uw bedrijf toe te kunnen passen, is het belangrijk om te weten of en welke dieren tegen een wormbesmetting aanlopen. Bij een goed beweidingsschema is het vaak niet nodig het jongvee standaard te ontwormen. U kunt een afspraak maken met één van de rundveedierenartsen om de ontwormingsstrategie op uw bedrijf te bepalen of zelf mest naar de praktijk brengen. Deze wordt dan onderzocht op de aanwezigheid van maagdarmwormen en (weide)coccidiose. Eén van de rundveedierenartsen zal dan aan de hand van de uitslag een bedrijfsspecifiek ontwormingsplan met u opstellen.

Longworminfectie bij het rund worden veroorzaakt door een parasiet, Dictyocaulus viviparus. Geïnfecteerde dieren krijgen koorts, gaan hoesten en kunnen neusuitvloeiing krijgen. Daarnaast treden en groeiachterstanden op bij jongvee en productieverliezen bij melkkoeien. De ernst van het hoesten kan erg variëren. Deze infectie komt voor bij zowel jongvee als bij volwassen koeien, waarbij weidegang de grootste risicofactor is. Door warm en vochtig weer kan de cyclus van de longworm sneller verlopen en komen er een groot aantal infectieuze larven op de weide. De infectie kan op verschillende manieren worden aangetoond. Via tankmelk kan de koppel worden gemonitord. De individuele gevallen kunnen ook via bloed- of mestonderzoek worden onderzocht. In ons praktijklaboratorium kunnen we deze onderzoeken uitvoeren Bepaal in overleg met de dierenarts welke dieren het beste bemonsterd kunnen worden. Dieren kunnen immuniteit opbouwen tegen longwormen, als gevolg van het doormaken van een lichte infectie. Daarnaast is het mogelijk om dieren te vaccineren tegen longwormen als het probleem op een melkveebedrijf te groot is en niet onder controle wordt gehouden met behulp van management en beweidingsschema’s. De dieren die worden gevaccineerd zijn de jonge dieren die voor het eerst met melkkoeien worden geweid, pinken die als kalf niet in aanraking zijn gekomen met longworm en daarnaast kunnen vaarzen en koeien die voor de eerste keer met melkkoeien worden geweid, worden gevaccineerd. Bespreek met één van onze dierenartsen uw situatie. Na het stellen van een diagnose kan er een plan van aanpak worden gemaakt. Hierbij wordt er aandacht besteed aan het behandelen van de zieke dieren en niet in de laatste plaats de preventie van de rest van de koppel door middel van beweidingsschema’s en/of een vaccinatieprogramma.

Melkziekte (hypocalcemie) komt nog steeds met regelmaat voor op onze huidige melkveebedrijven. In de basis gaat het om een te kort aan calcium. Daarnaast spelen onder andere magnesium, fosfor en het kation-anion-verschil in het rantsoen een rol. Na het afkalven komt de melkproductie op gang. Hierdoor wordt er een grote hoeveelheid melk afgeven en daarmee gaan verschillende mineralen verloren. Door het verlies van calcium is de spierkracht verminderd en kunnen de dieren blijven liggen. Verder voelen de extremiteiten kouder aan en is vertering verstoord. De mest is meestal vaster (een stevige consistentie). De behandeling van een melkziekte is in eerste instantie curatief. Door het aanvullen van de te korten zoals calcium, magnesium en/of fosfor kan de koe weer herstellen. De belangrijkste behandeling is preventief. Hiermee kan worden voorkomen dat andere melkkoeien na afkalven melkziekte krijgen. De aanpak begint al ver voor het afkalven. De transitieperiode is van essentieel belang. Door in het rantsoen van de droogstaande koeien de hoeveelheid calcium en fosfor te beperken en het kation- en anionverschil zo klein mogelijk te houden wordt de kans op melkziekte verkleind. Daarnaast is het belangrijk om aandacht te besteden aan de conditie van de droogstaande koeien. Een conditie tussen de 3 en 3,5 op moment van afkalven wordt in de meeste onderzoeken als optimaal beschreven. Melkziekte is één van de zogenaamde productieziekten, die in de begin periode van de lactatie kunnen zorgen voor problemen. Bij koeien met melkziekte is de kans op vertraagd afkalven, aan de nageboorte blijven staan, baarmoederontstekingen, slepende melkziekte, vruchtbaarheidsproblemen, lebmaagdraaiingen en uierontstekingen groter. Naast de klinische gevallen van melkziekte zijn er ook subklinische gevallen. Deze laatste dieren springen niet direct in het oog, maar brengen zeker ook economische verliezen met zich mee. Met behulp van Dry2Fresh kunt u samen met één van onze dierenartsen de problemen in kaart brengen. Door de transitieperiode van melkkoeien optimaal te laten verlopen, kunnen de melkkoeien de lactatieperiode goed starten. Een gezonde koppel verhoogt het rendement van uw bedrijf.

Mond- en klauwzeer is natuurlijk alom bekend en gevreesd. Het is een infectie die voorkomt bij 2-hoevigen en wordt veroorzaakt door een virus (Picorna-virus). Het virus veroorzaakt onder andere blaasjes en zweertjes voornamelijk rond de mond en tussen de klauwen. Verder krijgen de dieren veel verschillende symptomen zoals koorts, verminderde eetlust, trillen, speekselen, smakken, neusuitvloeiing en kreupelheid. De overdracht van dit Picornavirus gebeurt via luchtdruppels, contact met andere dieren en bijvoorbeeld kleding, schoenen, banden en andere materialen. Na overdracht van de ziekte kan er een infectie ontstaan in 2 tot 14 dagen. Het is noodzakelijk om de diagnose in het laboratorium te bevestigen. Mond- en klauwzeer is een aangifteplichtige ziekte, die in het geval van een uitbraak, door de overheid wordt bestreden.

Neospora caninum is een parasitaire aandoening, die nog steeds veel wordt gezien op melkveebedrijven. Het is een ééncellige (Protozoa), die geen directe ziekteverschijnselen geeft bij koeien. Er ontstaat wel in veel gevallen na infectie een abortus voornamelijk op 3 tot 8 maanden van de dracht. Ongeveer 24% van de abortusgevallen wordt veroorzaakt door Neospora caninum. De levenscyclus van deze ééncellige parasiet verloopt via het rund als tussengastheer en heeft de hond als eindgastheer. Vandaar ook de naam, Neospora caninum, waarbij caninum de latijnse benaming is voor hond. Van de besmettingsroutes is bekend dat er twee mogelijkheden zijn. De meest voorkomende is van moederdier op kalf. Dit gebeurt in 80% van de gevallen. De tweede mogelijkheid is via de hond. De infectie door neospora zorgt voor veel schade op veel melkveebedrijven in Nederland. Het is daarom van belang om tijdig uw Neospora-probleem samen met uw dierenarts in kaart te brengen en aan te pakken.

Paratuberculose (ParaTBC) wordt veroorzaakt door een bacterie, Mycobacterium avium subsp. Paratuberculosis. De verschijnselen ontstaan geleidelijk. Afhankelijk van de hoeveelheid van de bacterie die wordt opgenomen, kan er in 1 tot 10 jaar een ziekte ontwikkelen. Gemiddeld op een leeftijd van 3 tot 6 jaar worden er ziekteverschijnselen gezien. Het is opvallend dat bij deze ziekte juist geen koorts optreedt. De melkgift zal dalen en ook de conditie van de dieren neemt af. Verder worden er lichtere kalveren geboren. Daarnaast zien we vaak diarree en in veel gevallen sterven de dieren. De overdracht vindt plaats via uitscheiding van de bacterie in de mest en vervolgens orale (in de bek) opname. De meeste infecties ontstaan rond het drinken van de biest van het kalf bij het moederdier via direct contact met tepel en uier. Hoe jonger het dier des te groter de kans op een besmetting. Een besmetting van het kalf via de baarmoeder is ook mogelijk. Paratuberculose is niet te genezen en komt met regelmaat voor op melkveebedrijven in Nederland. De schade per bedrijf is groot en het is daarom van belang om het probleem snel in kaart te brengen en samen met uw dierenarts toe te werken naar een goede aanpak.

Dit is één van de oorzaken van luchtwegproblemen voornamelijk bij jongere dieren. De luchtwegaandoening wordt in eerste instantie veroorzaakt door een virus, BRSV (Bovine Respiratory Syncytial Virus) en kan daarnaast worden veroorzaakt door een aantal bacteriën. De verschijnselen zijn onder andere hoesten, neusuitvloeiing, natte ogen, minder eetlust, sloom en temperatuursverhoging tot boven de 40 ºC. De overdracht van deze infectie verloopt via druppels in de lucht (aerosolen) waarin de virusdeeltjes zitten. Na inademing van deze deeltjes duurt het ongeveer 3 tot 5 dagen alvorens er een infectie bij het geïnfecteerde dier ontstaat. Pinkengriep vraagt om een goede huisvesting en een daadkrachtige preventie. Naast de management maatregelen kan het belangrijk zijn om een vaccinatieprogramma op te zetten voor het jongvee. In overleg met de dierenarts kan eventueel op basis van aanvullend onderzoek de juiste strategie worden gekozen. Op deze wijze worden het aantal ziektegevallen sterk teruggedrongen, de ernst van de verschijnselen neemt aanzienlijk af en de schade van de ontwikkeling van het jongvee wordt beperkt. Ook met het oog op het beperken van het gebruik van antibiotica is preventie van groot belang.

Ringschurft wordt veroorzaakt door een schimmel, genaamd Trichophyton verrucosum. Het is een zoönose (overdracht mogelijk van dier op mens). De schimmelinfectie ontstaat meestal bij het jongvee tussen de 4 en 6 maanden. Ringschurft wordt zichtbaar als kale plekken vooral op het hoofd rond de neus en de ogen. Verdere verspreiding over het lichaam is ook mogelijk. Vaak worden het ringvormige plekken en in de meeste gevallen veroorzaakt deze huidaandoening géén jeuk. Als behandeling kan het dier gewassen worden met in water oplosbare schimmelbestrijdende middelen. De hygiëne van de omgeving en materialen verdient aandacht, omdat de schimmelsporen kunnen overleven op bijvoorbeeld voerhekken en borstels. Reinigen van stallen en materialen met heet water naast het behandelen van de dieren is van belang om de infectie in de koppel onder de knie te krijgen. Voorkomen is natuurlijk beter dan genezen. Naast het scheren van de dieren, voldoende licht en een goede ventilatie, kan er preventief gewerkt worden met het inzetten van een vaccinatie.

Het rotavirus en het coronavirus worden vaak in één adem genoemd. Het zijn beide virussen die schade van de darmwand van de dunne darmen veroorzaken bij jonge kalveren. worden aangetast met als gevolg dat de darm niet meer optimaal functioneert. De dieren die deze infectie doormaken krijgen diarree en koorts. Het is belangrijk om te voorkomen, dat deze kalveren uitdrogen. Vaak is er een infuus nodig om de kans op overleving te vergroten. De infecties met rota- en corona-virussen zijn moeilijk te behandelen en daarom is het des te belangrijker dat er aan de preventie wordt gewerkt. Hierbij is een optimale biestvoorziening en een goede hygiëne van groot belang. Het kan raadzaam zijn om de droogstaande koeien te vaccineren met als doel de kwaliteit van de biest, speciaal gericht op verhoogde afweer tegen rota-, coronavirus en E. Coli, te verbeteren. Op deze manier worden de kalveren beter beschermd via de biest van het moederdier (maternale immuniteit).

Het rotavirus en het coronavirus worden vaak in één adem genoemd. Het zijn beide virussen die schade van de darmwand van de dunne darmen veroorzaken bij jonge kalveren. worden aangetast met als gevolg dat de darm niet meer optimaal functioneert. De dieren die deze infectie doormaken krijgen diarree en koorts. Het is belangrijk om te voorkomen, dat deze kalveren uitdrogen. Vaak is er een infuus nodig om de kans op overleving te vergroten. De infecties met rota- en corona-virussen zijn moeilijk te behandelen en daarom is het des te belangrijker dat er aan de preventie wordt gewerkt. Hierbij is een optimale biestvoorziening en een goede hygiëne van groot belang. Het kan raadzaam zijn om de droogstaande koeien te vaccineren met als doel de kwaliteit van de biest, speciaal gericht op verhoogde afweer tegen rota-, coronavirus en E. Coli, te verbeteren. Op deze manier worden de kalveren beter beschermd via de biest van het moederdier (maternale immuniteit).

Salmonella is een bacterie. Bij rundvee wordt de Salmonella-infectie veroorzaakt door Salmonella dublin en Salmonella typhimurium. Na orale opname vindt er een vermeerdering plaats in de dikke darm van het rund. De darmwand raakt beschadigd en dit kan leiden tot diarree en koorts (41 ºC). Andere verschijnselen zijn het verwerpen van koeien en bij jongere dieren ( jonger dan 2 maanden) longproblemen, verdikking van de gewrichten en plotselinge sterfte. Deze infectie ontstaat in 1 tot 4 dagen. Via de mest kan de Salmonellabacterie dan weer overgedragen worden op andere dieren. Bijvoorbeeld door vervuild rantsoen of vervuild water. Ook het gebruik van varkensmest kan een mogelijk besmettingsbron voor een melkveebedrijf zijn. Salmonella kan worden aangetoond in de melk, in het bloed en in de mest. Met het oog op de kwaliteit van de zuivel die wij in Nederland produceren, wordt er veel aandacht besteed aan de Salmonella-problematiek. Indien er een infectie op uw melkveebedrijf een rol speelt, is het aan te raden contact op te nemen met één van onze geborgde rundveedierenartsen. Het probleem kan dan inzichtelijk worden gemaakt en er kan een plan van aanpak worden opgesteld.

Slepende melkziekte heeft te maken met het energietekort van melkkoeien. Dit ontstaat vooral na het afkalven. Op dat moment komt de melkgift op gang en verliest de melkkoe meer energie dan dat er wordt opgenomen. Dit is de zogenaamde Negatieve Energie Balans. Om deze Negatieve Energie Balans te voorkomen is het van groot belang dat de droogstands- en transitieperiode van het melkvee zo optimaal mogelijk verloopt. Deze transitieperiode is de periode van 3 weken vóór tot 3 weken ná het afkalven. Het optimale rantsoen voor droogstaande koeien, een goede huisvesting met voldoende ruimte, een optimale conditie rond afkalven (Body Condition Score tussen 3 en 3,5) en de voeropname vlak na afkalven zijn een paar belangrijke factoren, die invloed hebben op het ontstaan en de ernst van de slepende melkziekte. Melkkoeien met slepende melkziekte maken gebruik van hun eigen energiereserve. Ze breken hun eigen vetreserves af. Er ontstaan hierdoor ketonlichamen (vandaar ook de naam ketonemie of acetonemie). Slepende melkziekte kan zowel klinisch als subklinisch voorkomen. Zeker de subklinische vorm is nog onderbelicht en verdient aandacht. Deze afbraakproducten van het vetweefsel hebben een negatieve invloed op de gezondheid van de melkkoe. 80% van de ziektegevallen op een melkveebedrijf ontstaat in de eerste 6 weken na het afkalven. Er is duidelijk een verband tussen het voorkomen van slepende melkziekte op een melkveebedrijf en verschillende productieziekten zoals melkziekte, vertraagd afkalven, aan de nageboorte blijven staan, baarmoederontstekingen (acuut en chronisch, vruchtbaarheidsproblemen (cysteuze én inactieve koeien), lebmaagverdraaiingen (links en rechts) en uierontstekingen. Een goede lactatie begint dus in de droogstand. In deze periode wordt de basis gelegd voor een goede en gezonde productie op het melkveebedrijf. Om het probleem rond de klinische en de subklinische slepende melkziekte in beeld te brengen besteden we steeds meer aandacht aan de transitieperiode. We maken daarvoor op dit moment op verschillende bedrijven gebruik van het Dry2Fresh-programma. De rundveedierenartsen bespreken graag met u de mogelijkheden van dit monitoringsprogramma. Voor meer informatie bekijk de site gezondekoe.nl

Uierontsteking (Mastitis) is een veel voorkomend probleem op melkveebedrijven. Er zijn veel verschillende verwekkers te benoemen (o.a. Streptococcus uberis, Streptococcus agalactiae en Streptococcus dysgalactiae, Staphylococcus Aureus, CNS (coagulase negatieve staphylococ), Escherichia Coli en Klebsiella) en ze kunnen omgevingsgebonden en/of koegebonden zijn. Uierontsteking kan ook verschillende uitingsvormen hebben. Er is sprake van een klinisch (zichtbare) en subklinische (niet zichtbare) vorm. Bij de klinische mastitis kan het uier hard, warm en rood verkleurd zijn. Verder verandert het aspect van de melk. Deze kan vlokken bevatten, verkleuren en waterdun zijn. De koe kan daarnaast verminderde eetlust hebben, een productiedaling laten zien en koorts hebben. Indien er sprake is van uierontsteking is het raadzaam om vóórdat er volgens het bedrijfsbehandelplan een therapie wordt ingezet eerst een melkmonster te nemen (zie protocol melkmonster). Hierdoor kan de verwekker van de infectie in het laboratorium worden bepaald en is het tevens mogelijk om een antibiogram te maken. Op basis van dit antibiogram is te zien welke bacteriën gevoelig zijn voor bepaalde antibiotica.

Deze elementen spelen een belangrijke rollen in de afweer van mens en dier. Selenium wordt ingebouwd in een enzym, glutathionperoxidase. Dit enzym is belangrijk voor het afweerstelsel. Verder heeft selenium ook een effect op de schildklier. Het hormoon Thyroxine (T4) wordt daarbij omgezet in Thyronine (T3). Vitamine E heeft als antioxidant een positief effect op de afweer en zodoende vullen Vitamine E en Selenium elkaar aan. Afwijkingen op de benodigde hoeveelheden van deze mineralen kunnen onder andere leiden tot slap geboren kalveren, aan de nageboorte blijven staan en snel ontstaan van uierontsteking. Het is dus raadzaam om de mineraalhuishouding in de droogstand scherp in de gaten te houden. Als er problemen op het bedrijf zijn, die wijzen op een afwijkende mineralenhuishouding, kan er met de dierenarts een plan van aanpak worden gemaakt om de mogelijke oorzaak boven water te krijgen en correcties in het management toe te passen.